TY - GEN
T1 - Arrondissementsrechtbank Rotterdam (2001) AKW 98/1688-LAME (Deskundige, Bewijslast; - wederkerige)
AU - Heldeweg, Michiel A.
N1 - Deskundige, Bewijslast; - wederkerige
PY - 2001
Y1 - 2001
N2 - Wat betreft het verzoek ter zake van de veroordeling van verweerder in de kosten van het DNAonderzoek zou er bij een DNA-onderzoek slechts sprake kunnen zijn van een proceskostenveroordeling indien er sprake is van een door de rechtbank benoemde deskundige op grond van artikel 8:47, eerste lid, Awb.
Als maatstaf voor het inroepen van een niet-juridisch deskundige kan in zijn algemeenheid worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Daartoe dient in ieder geval een verband te bestaan tussen de ingeroepen deskundige en de specifieke vragen die in de procedure aan de orde zijn en die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van het geschil. Aan deze eisen is hier voldaan.
In art. 2 lid 3, van het Besluit is bepaald dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden als zojuist bedoeld. Eiser was immers niet in staat om de afstammingsrelatie van zijn aangehuwde kinderen met documenten aan te tonen en verkeerde in een duidelijke situatie van bewijsnood. Om deze reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder, naast de veroordeling in de kosten van
beroepsmatig verleende bijstand, tevens te veroordelen in de kosten van het DNA-onderzoek. Dat het niet aan verweerder te wijten is dat eiser in bewijsnood verkeerde, kan hier niet aan af doen.
AB - Wat betreft het verzoek ter zake van de veroordeling van verweerder in de kosten van het DNAonderzoek zou er bij een DNA-onderzoek slechts sprake kunnen zijn van een proceskostenveroordeling indien er sprake is van een door de rechtbank benoemde deskundige op grond van artikel 8:47, eerste lid, Awb.
Als maatstaf voor het inroepen van een niet-juridisch deskundige kan in zijn algemeenheid worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Daartoe dient in ieder geval een verband te bestaan tussen de ingeroepen deskundige en de specifieke vragen die in de procedure aan de orde zijn en die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van het geschil. Aan deze eisen is hier voldaan.
In art. 2 lid 3, van het Besluit is bepaald dat in bijzondere omstandigheden van het eerste lid kan worden afgeweken.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden als zojuist bedoeld. Eiser was immers niet in staat om de afstammingsrelatie van zijn aangehuwde kinderen met documenten aan te tonen en verkeerde in een duidelijke situatie van bewijsnood. Om deze reden ziet de rechtbank aanleiding verweerder, naast de veroordeling in de kosten van
beroepsmatig verleende bijstand, tevens te veroordelen in de kosten van het DNA-onderzoek. Dat het niet aan verweerder te wijten is dat eiser in bewijsnood verkeerde, kan hier niet aan af doen.
KW - IR-95392
M3 - Case note
ER -