TY - JOUR
T1 - De effectiviteit van echografische screening op dysplastische heupontwikkeling bij zuigelingen
AU - Roovers, E.A.
AU - Boere-Boonekamp, M.M.
AU - Zielhuis, G.A.
AU - Kerkhoff, Antoon
PY - 2003
Y1 - 2003
N2 - Het belang van vroegtijdige opsporing en behandeling van dysplastische heupontwikkeling (DHO) wordt algemeen onderkend. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de sensitiviteit en positief voorspellende waarde van de in Nederland uitgevoerde screening op het consultatiebureau (CB-screening) beperkt is. Aangezien in een aantal landen screening op DHO uitgevoerd wordt met behulp van echografie, is een onderzoek opgezet naar de waarde van echografische screening op DHO in Nederland. In 1998/1999 werden ouders van 6259 pasgeborenen benaderd voor deelname aan het onderzoek. De kinderen werden echografisch gescreend op de leeftijd van 1, 2 en 3 maanden. De controlegroep bestaat uit een geboortecohort pasgeborenen (n=2105) uit 1992/1993 bij wie de gebruikelijke CB-screening heeft plaatsgevonden. Voor beide cohorten geldt dat na de leeftijd van 5 maanden een echo van de heupen werd gemaakt om eventueel in de screening gemiste cases op te sporen. Aan de echografische screening namen 5170 kinderen deel; 392 (8%) kinderen werden verwezen voor nader diagnostisch onderzoek. Van de 270 behandelde kinderen was 90% (243/270) positief bij de echografische screening. Aan de CB-screening namen 2066 kinderen deel; op basis van deze screening werd 19% (n=397) verwezen. Van de 72 behandelde kinderen was 86% (62/72) positief bij de CB-screening. Ingrijpende behandelingen kwamen bij de echografische screening en CB-screening respectievelijk bij 0,8 en 3,4 kinderen per 1000 gescreende kinderen voor. Bij de echografisch screening wordt een aanzienlijk lager percentage kinderen verwezen voor diagnostisch onderzoek zonder dat dit ten koste gaat van de sensitiviteit. Dat het percentage kinderen dat voor DHO wordt behandeld hoger is bij de echografische screening (5,2% versus 3,5%), suggereert dat er sprake is van overbehandeling.
AB - Het belang van vroegtijdige opsporing en behandeling van dysplastische heupontwikkeling (DHO) wordt algemeen onderkend. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de sensitiviteit en positief voorspellende waarde van de in Nederland uitgevoerde screening op het consultatiebureau (CB-screening) beperkt is. Aangezien in een aantal landen screening op DHO uitgevoerd wordt met behulp van echografie, is een onderzoek opgezet naar de waarde van echografische screening op DHO in Nederland. In 1998/1999 werden ouders van 6259 pasgeborenen benaderd voor deelname aan het onderzoek. De kinderen werden echografisch gescreend op de leeftijd van 1, 2 en 3 maanden. De controlegroep bestaat uit een geboortecohort pasgeborenen (n=2105) uit 1992/1993 bij wie de gebruikelijke CB-screening heeft plaatsgevonden. Voor beide cohorten geldt dat na de leeftijd van 5 maanden een echo van de heupen werd gemaakt om eventueel in de screening gemiste cases op te sporen. Aan de echografische screening namen 5170 kinderen deel; 392 (8%) kinderen werden verwezen voor nader diagnostisch onderzoek. Van de 270 behandelde kinderen was 90% (243/270) positief bij de echografische screening. Aan de CB-screening namen 2066 kinderen deel; op basis van deze screening werd 19% (n=397) verwezen. Van de 72 behandelde kinderen was 86% (62/72) positief bij de CB-screening. Ingrijpende behandelingen kwamen bij de echografische screening en CB-screening respectievelijk bij 0,8 en 3,4 kinderen per 1000 gescreende kinderen voor. Bij de echografisch screening wordt een aanzienlijk lager percentage kinderen verwezen voor diagnostisch onderzoek zonder dat dit ten koste gaat van de sensitiviteit. Dat het percentage kinderen dat voor DHO wordt behandeld hoger is bij de echografische screening (5,2% versus 3,5%), suggereert dat er sprake is van overbehandeling.
M3 - Article
SN - 0376-7442
SP - 29
EP - 30
JO - Tijdschrift voor kindergeneeskunde
JF - Tijdschrift voor kindergeneeskunde
IS - 1
ER -