TY - GEN
T1 - President Rechtbank Assen (1996) 95/1302 en 95/1653 BELEI P01 G07 (Zorgvuldig onderzoek, Motivering, Geen schorsende werking aan het instellen van hoger beroep, Vermindering hoogte griffierecht wegens geringe draagkracht, Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak: betalingsverplichting op korte termijn)
AU - Heldeweg, Michiel A.
N1 - Zorgvuldig onderzoek, Motivering, Geen schorsende werking aan het instellen van hoger beroep, Vermindering hoogte griffierecht wegens geringe draagkracht, Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak: betalingsverplichting op korte termijn
PY - 1996
Y1 - 1996
N2 - Verweerder diende het college van B&W te horen alvorens op de aanvraag te beslissen, maar blijft verantwoordelijk voor het feiten-onderzoek en dient vervolgens ook zelfstandig te beslissen. In casu heeft het college een veel verdergaande rol gespeeld dan van adviseur en uitvoerder en heeft verweerder zelf zich tot 'fiattering' beperkt. Weshalve is het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Voorts ontbrak een adequate onderzoeksmethode. In weerwil van ABRS 31 juli 1995 (JB 1995/246) gaat de Rechtbank er, anders dan verweerder, van uit dat aan het enkele instellen van hoger beroep in zijn algemeenheid geen schorsende werking toekomt. Gelet echter op de opvatting dienaangaande van verweerder en het spoedeisend belang van verzoekster zal de president verweerder de betaling van het geweigerde bedrag aan huursubsidie op korte termijn opleggen, waardoor de uitspraak onder het bepaalde in art. 8:76 Awb valt. De veroordeling tot vergoeding van het griffierecht blijft beperkt tot tweemaal ƒ50,=, aangezien verzoekster slechts dit bedrag verschuldigd is op grond van haar inkomens- en vermogenspositie
AB - Verweerder diende het college van B&W te horen alvorens op de aanvraag te beslissen, maar blijft verantwoordelijk voor het feiten-onderzoek en dient vervolgens ook zelfstandig te beslissen. In casu heeft het college een veel verdergaande rol gespeeld dan van adviseur en uitvoerder en heeft verweerder zelf zich tot 'fiattering' beperkt. Weshalve is het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Voorts ontbrak een adequate onderzoeksmethode. In weerwil van ABRS 31 juli 1995 (JB 1995/246) gaat de Rechtbank er, anders dan verweerder, van uit dat aan het enkele instellen van hoger beroep in zijn algemeenheid geen schorsende werking toekomt. Gelet echter op de opvatting dienaangaande van verweerder en het spoedeisend belang van verzoekster zal de president verweerder de betaling van het geweigerde bedrag aan huursubsidie op korte termijn opleggen, waardoor de uitspraak onder het bepaalde in art. 8:76 Awb valt. De veroordeling tot vergoeding van het griffierecht blijft beperkt tot tweemaal ƒ50,=, aangezien verzoekster slechts dit bedrag verschuldigd is op grond van haar inkomens- en vermogenspositie
KW - IR-95444
M3 - Case note
ER -