TY - BOOK
T1 - Zelfcontrole en externaliserend gedrag bij kleuters
AU - van de Beek, C.
AU - Karreman, A.
AU - Junger, M.
AU - Dekovic, M.
AU - van Aken, M.A.G.
AU - van Aken, C.
AU - Verhoeven, M.
AU - Doreleijers, Th.A.H.
PY - 2008
Y1 - 2008
N2 - Zelfcontrole is de belangrijkste oorzaak van criminaliteit (Gottfredson & Hirschi, 1990). Zelfcontrole ontwikkelt zich al op jonge leeftijd en is vervolgens relatief stabiel (Hirschi & Gottfredson, 2000). Meerdere auteurs gaan ervan uit dat de opvoeding een belangrijke rol speelt in het leren van zelfcontrole (Demetriou, 2000; Gottfredson & Hirschi, 1990; Hirschi & Gottfredson, 2000; Kopp, 1982). Studies onder jonge kinderen hebben vaak zelfcontrole bestudeerd maar hebben dit begrip zelden gerelateerd aan criminaliteit (Tremblay, 2000), of de voorlopers van criminaliteit, zoals externaliserend gedrag (Eisenberg et al., 2001; Kochanska & Murray, 2000). Tussen de verschillende disciplines, die zich met het onderwerp zelfcontrole bezighouden, lijkt er weinig eenduidigheid te bestaan met betrekking tot de omschrijving van het begrip zelfcontrole. Ook verschillen de procedures voor het meten van zelfcontrole of aanverwante begrippen, afhankelijk van de theoretische achtergrond (Olson, 1989; Olson et al., 1999; White et al., 1994; Nigg, 2000). In het huidige onderzoek willen wij ons richten op drie benaderingen die zich bezig houden met de studie van zelfcontrole bij jonge kinderen: de temperamentbenadering, de gedragscontrole benadering en de cognitieve benadering. Het algemene doel van deze studie was bij 4-jarige jongens te onderzoeken of de ontwikkeling van zelfcontrole belangrijk is voor verschillende aspecten van externaliserend gedrag. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de mate van zelfcontrole samenhangt met opvoedingskenmerken en het functioneren van het parasympathisch zenuwstelsel.
AB - Zelfcontrole is de belangrijkste oorzaak van criminaliteit (Gottfredson & Hirschi, 1990). Zelfcontrole ontwikkelt zich al op jonge leeftijd en is vervolgens relatief stabiel (Hirschi & Gottfredson, 2000). Meerdere auteurs gaan ervan uit dat de opvoeding een belangrijke rol speelt in het leren van zelfcontrole (Demetriou, 2000; Gottfredson & Hirschi, 1990; Hirschi & Gottfredson, 2000; Kopp, 1982). Studies onder jonge kinderen hebben vaak zelfcontrole bestudeerd maar hebben dit begrip zelden gerelateerd aan criminaliteit (Tremblay, 2000), of de voorlopers van criminaliteit, zoals externaliserend gedrag (Eisenberg et al., 2001; Kochanska & Murray, 2000). Tussen de verschillende disciplines, die zich met het onderwerp zelfcontrole bezighouden, lijkt er weinig eenduidigheid te bestaan met betrekking tot de omschrijving van het begrip zelfcontrole. Ook verschillen de procedures voor het meten van zelfcontrole of aanverwante begrippen, afhankelijk van de theoretische achtergrond (Olson, 1989; Olson et al., 1999; White et al., 1994; Nigg, 2000). In het huidige onderzoek willen wij ons richten op drie benaderingen die zich bezig houden met de studie van zelfcontrole bij jonge kinderen: de temperamentbenadering, de gedragscontrole benadering en de cognitieve benadering. Het algemene doel van deze studie was bij 4-jarige jongens te onderzoeken of de ontwikkeling van zelfcontrole belangrijk is voor verschillende aspecten van externaliserend gedrag. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de mate van zelfcontrole samenhangt met opvoedingskenmerken en het functioneren van het parasympathisch zenuwstelsel.
M3 - Report
BT - Zelfcontrole en externaliserend gedrag bij kleuters
PB - EWB- Ministerie van Justitie
CY - Den Haag
ER -